Diversiteit
‘Diversiteit betekent verscheidenheid en variatie. Diversiteit kan er zijn in een samenleving, in de vorm van verschillende etnische groeperingen, maar ook in de natuur.’ Het voorkomt uitbraken van plagen en ziektes en draagt bij aan het voortbestaan van de soort. Diversiteit is nodig om te leven. Ik ben wetenschappelijk opgeleid; als andragoog. Ik ben gevormd door analytisch denken, planmatig werken en empirisch onderzoek. Tijdens mijn werkzame bestaan had ik hier regelmatig ‘last’ van. Dikke rapporten, empirische aantoonbaarheid vormden de boventoon. Soms leverde dit inzichten op waar ik iets mee kon. Vaak werden het harnassen, die me belemmerden. In deze blog schrijf ik over diversiteit in het Voedselbos en de parallellen die ik zie met diversiteit in organisaties. Het is geen wetenschappelijk dichtgetimmerd betoog. Het is een manier van kijken, die mij helpt. Jou?
Diversiteit in Voedselbos
Deze winter hebben we meer dan 20 verschillende soorten bomen en struiken in de grond gezet. Het worden er volgend jaar nog veel meer. Wij maken een nieuw voedselbos. Met veel verschillende organismes. Die weer andere organismes aantrekken. Die organismes gaan een verbinding aan met elkaar, onder en boven de grond. Zo ontstaat over een jaar of tien, een evenwicht van natuur- en landbouw.
Wat zie ik voor me?
Ik zie verschillende soorten, maten en kleuren, bomen en planten op verschillende hoogtes en in lagen. Ze maken allemaal op hun eigen manier gebruik van zon, water en wind. Veel vogels, vlinders, bijen en andere insecten zoeken bloemen op en bevruchten ze, geven zaadjes door en leven in het bos. We oogsten appels, noten, paw paw, blad van de winterlinde en nog veel meer. Het is een levend circulair systeem. Een systeem dat samenwerkt, samenhangt en samenleeft. Een genoegen om in rond te lopen.
Waar sturen we op?
Vanuit onze visie en missie investeren we de eerste paar jaar in de grond. Het eerste jaar kijken we wat er groeit, hoe de zon en het water zich laat zien op het perceel. Ook onderzoeken we de grond. Het tweede jaar zorgen we voor een omheining, een buitenkant van bomen en struiken die de binnenkant beschermt tegen wind en te veel zon en ruimte biedt aan vogels en insecten. We planten verschillende, snel groeiende bomen en planten. In de herfst zorgen de afgevallen bladeren voor een gezonde bovenlaag. Naast de positieve relaties die planten onderling hebben, hebben sommige planten ook samenwerkingsverbanden met bacteriën en schimmels. Planten halen stikstof uit de lucht en gaan een relatie aan met bacteriën die stikstof binden in de grond. Beestjes zitten in en onder de grond, wortels dragen bij aan een uitgebreid wortelstelsel. Schimmels helpen planten overleven en dragen zo bij aan de diversiteit. Er gebeurt van alles met en tussen de verschillend organismes, boven en onder de grond, zichtbaar en onzichtbaar. En er gaat ook wel eens wat mis, dat wil zeggen: het gaat anders dan we van te voren dachten. We ontdekken welke planten het goed doen dit jaar en welke niet. Deze kennis gebruiken we bij de keuzes van planten het volgend jaar. Daarna planten we bomen en struiken die over een jaar of vijf tot tien vruchten, noten en groenten gaan opleveren. Zo ontstaat na een aantal jaar ‘vanzelf’ oogst, en zijn we ‘luie boeren’, zoals Wouter van Eck dat zo mooi verwoordt. We oogsten. We hebben de voorbereidingen getroffen, bomen en struiken geplant en de natuur gaat verder, neemt het over, op haar eigen wijze en zorgt voor een bosrijk landbouwgebied.
Ons klimaat kan roet in het eten gooien, vooral de eerste paar jaar. De jonge aanplant heeft bij droogte extra water nodig, anders overleeft het niet. Na een paar jaar is dat niet meer nodig, dan vormt de bodem een soort spons en houdt water genoeg vast. Gif van een buurman, kan ook een negatieve factor zijn. Hagen rondom ons terrein kunnen de gifwolken tegenhouden. En soms staat een boom of plant in de weg van een ander. Die halen we dan weg. De bodem is rijk en wordt steeds rijker.
In de natuur gebeurt veel onder de grond; planten werken met elkaar samen. Er is veel kennis. En veel weten we niet. Wij mensen zijn ook organismes, wij zijn onderdeel van de natuur. Hieronder beschrijf ik parallellen die ik in organisaties voor me zie, vergelijkbaar met wat ik zie in het Voedselbos.
Diversiteit in een organisatie
Organisaties zijn afspiegelingen van de samenleving. Als het goed is. Er werken mensen die verschillen in milieu, achtergrond, opleiding, leeftijd, etc etc. Met verschillende kwaliteiten, kennis en vaardigheden. Die onderdeel zijn van een veel breder netwerk. Mensen leren elkaar kennen. Ze gaan een verbinding aan met elkaar aan, taakgericht en/of relationeel. Zo ontstaat een organisatie.
Wat zie ik voor me?
Ik zie mensen van allerlei pluimage, achtergrond en milieu samenkomen in een organisatie. Zij maken op verschillende manieren gebruik van wat voor handen is. Ik zie mensen die met elkaar samenwerken, elkaar weten te vinden, mensen die nieuwsgierig zijn in elkaar en elkaar aanvullen. Ik zie netwerken van mensen die op een creatieve en duurzame manier produceren wat nodig is. Samen worden problemen opgelost. De energie en het plezier spat eraf. Het is een genoegen om rond te lopen in dit bijzondere bedrijf.
Waar sturen we op?
Vanuit onze gezamenlijke missie en visie zoeken we mensen bij elkaar. Zij beginnen stap voor stap met kijken en zoeken en besteden aandacht aan zaken die ze belangrijk vinden, bij alle onderdelen van het werk. Iedereen let goed op wat werkt, waar vraag naar is, waar ideeën ontstaan die tot concrete plannen en producten leiden. Als het goed is vinden ze elkaar blindelings. De energie stroomt. Ze schenken veel aandacht aan samenwerken en zich samen ontwikkelen. Er worden mensen gezocht die daarbij passen. Via hen worden weer nieuwe mensen gezocht. Nieuw werkt samen met oud. Er ontstaan verschillende netwerken. Het totaal is meer dan de som van de delen. We doen wat we belangrijk vinden. Dat zijn de normen, dat is de cultuur. Contact tussen mensen is erg belangrijk. Ook contact met de klanten. Contact is de motorolie in de organisatie. Goed contact hebben heeft de eerste paar jaar extra aandacht nodig, gaat een vorm krijgen. Samen kijkt men wat er gebeurt in het bedrijf. Wat werkt en wat niet, wat hebben mensen nodig om zichzelf en de producten en diensten verder te ontwikkelen. Soms gaat het anders dan we van te voren dachten. Geen probleem! We leren. Welke producten, diensten en apparaten doen het goed dit jaar? En welke niet? Wie kan het beste wat doen? Deze kennis zetten we in bij de keuzes van producten en diensten in het volgend jaar. Het werk gaat vanzelf. De contacten tussen mensen worden intenser. Soms past iemand niet. Die vertrekt. Men heeft plezier er hangt een goede sfeer en er ontstaan nieuwe ideeën en plannen. De netwerken worden intensief gebruikt en uitgebreid. Er ontstaat nieuws.